Roken is goed voor de democratie

Wie mijn artikeltjes en columns vaker heeft gelezen weet dat ik een stiekeme fan ben van Lea Bouwmeester, ons (in de zin van Almeers) kamerlid voor de PvdA. Iedere keer als ik haar hoor of zie in de media heeft ze mijn aandacht. Zo ook vanochtend in de auto op weg naar Amsterdam. Op Radio 1 in een item naar aanleiding van het rookverbod in de horeca. En er is wat positiefs te melden over Lea: ze  is gestopt met roken. “Sinds gisteren zeker”, dacht ik hardop. “Sinds vorige week”, voegde ze er aan toe op haar bekende stralende wijze. Bijna goed geraden dus...

Het was een creatief radio item (wat is daarvan het gewone Nederlandse woord eigenlijk..?): het bestond uit allerlei fragmenten die over roken en niet-roken handelden. Heden en verleden liepen door elkaar, afgewisseld met stukjes muziek. Zo hoorde ik een mevrouw uit de 70 schat ik aan de klank te horen, die een meneer met een tas had gelagen omdat hij zijn rook in haar gezicht blies. En zo waren er nog wat schermutselingen geweest in de loop van de jaren. Een soort smeulende vete tussen rokers en niet-rokers  Ik veerde even op toen Lea meldde dat zij dus niet meer in de rokersruimte van de Tweede Kamer te vinden was.

“En dat is jammer, want tijdens het roken hoor je de meest interessante dingen”. En dat is zeer herkenbaar. Ons stadhuis kent ook zo’n plek: de uitgang naar de garage. Het is een perfecte plaats, Vlakbij de liften, buiten, maar toch overdekt, na 10 passen een open pleintje. Ik rook zelf niet, maar loop vaak even mee als iemand zegt dat hij/zij even gaat roken. Even bijpraten. Echte besluiten worden er niet genomen, maar vaak worden de achtergronden van standpunten even off the record uitgewisseld. “Achterkamertjes politiek!”, hoor ik mensen verontwaardigd roepen.

Misschien wel. Aan de andere kant: meer openbaar dan op die plek kan het bijna niet. Iedere donderdag rond 21:00 uur treft u bij die uitgang het rokende deel van de gemeenteraad, het college, ambtenaren én journalisten aan. En er lopen mensen vanuit de stad, via de hal van het stadhuis, naar hun auto. Toevallige passanten. Soms blijft iemand even staan of herkend iemand en maakt dan van het moment gebruik om iets aan te kaarten. Vlakbij staat de betaalautomaat van de garage en als iemand begon te klagen over betaald parkeren riep er altijd wel iemand “Kijk, die meneer daar... dat is wethouder Henk Smeeman, loopt u maar even naar ‘m toe”. Direct antwoord. Politiek, klaar terwijl u wacht.

En zo staat de hele samenleving een halfuurtje bij elkaar op straat te praten over zaken die spelen. Als we alle onderhandelingen en debatten nou eens op deze manier deden, gewoon ergens in het openbaar, op straat. Want de echte achterkamertjes zijn de ruimtes in het stadhuis, waar we vergaderen in kamers en in de raadszaal. Dat is allemaal openbaar, en dus niets anders dan dat we het op straat zouden doen... Maar bewoners zien er niets of nauwelijks wat van en zo ontstaat de beruchte kloof. Eigenlijk is roken dus het middel om de kloof tussen politiek en bewoners te dichten. Roken is goed voor de democratie.