Alle blogjes

De Kersenboom

Afgelopen zaterdag waren we in een tuincentrum. Er moest een frambozenstruik komen. Een huis of drie geleden hadden wij een kersenboom in de tuin. We hadden ‘m als een klein stengeltje geplant, ergens achterin de tuin, eigenlijk alleen omdat er nergens meer plaats was. En omdat we ‘m niet wilden weggooien. Daar stond ‘ie dan: een beetje verscholen achter de parasolvormige treuriep, waaronder een romantische tweezitter stond.

Na een paar jaar werd “Onze Kers”, zoals wij ‘m liefdevol noemden, ineens groot. De stengel was een vuistdikke stam van zo’n 4 meter lang geworden. In plaats van anoniem verscholen stak de kers trots en fier boven alles en iedereen uit en ieder jaar gaf hij heerlijke kersen. Met de vogels uit de buurt hadden we een goede afspraak: waar wij bij konden was voor ons en zij  mochten de rest hebben. Goeie deal. De boom werd aangerand, zo leek het als er weer een kolonie vogels voorbij trok. Met tientallen tegelijk kwamen ze, maar de boom onderging het geduldig.

De kinderen uit de buurt mochten alles plukken wat over de lage schutting hing. De boefjes die stiekem de tuin inkwamen om ook buiten hun gebied te plukken werden gedoogd. Of ze werden door hun ouders met een knipoog bestraffend toegesproken, en ja dan moest we wat illegaal geplukt was toch maar opeten, want anders was het ook maar zonde. En zo was het aan het eind van de zomer een gezellige boel in de tuin met de kers als feestelijk middelpunt. De buurt en wij waren aan de boom gehecht.

Maar de kopers van ons huis hielden niet van bomen en planten. Daags na hun verhuizing belde een buurvrouw ons op. Woedend was ze. Of ze helemaal gek geworden waren. De tuin was geasfalteerd en  Onze Kers was gekapt en lag in mootjes naast de vuurkorf  te wachten om verstookt de worden. Een crematie vond de buurvrouw het. En eerlijk gezegd had ik er ook goed de pest in. Bij de house warming van ons nieuwe huis kregen we een stuk van de stam cadeau. De buuv’ was de tuin ingeslopen en had het van de brandstapel gered. De stam is daarna weer met ons meeverhuisd en staat nu in de serre.

De frambozenstruiken waren snel gevonden. Zoals gewoonlijk liepen we nog even rond op zoek naar helemaal niets in het bijzonder. En daar stond hij in z’n te kleine zwarte bakje. Niet al te klein, maar nog meer stengel dan stam. Een beetje wuifend in de wind. Nee, hij zwaaide naar me, want hij stond ons al op te wachten. ‘We moeten weer een kers hebben’, zei ik tegen mijn vrouw. En nu staat hij in de tuin. Ik heb de vogels de deal al voorgelegd. Ze gaan akkoord. De buren spreek ik nog wel als de stengel een mooie stam is geworden.